Leugen(tje) om bestwil loont niet

Partijen moeten in een procedure eerlijk zijn over feiten die relevant zijn voor de zaak. Dat fundamentele uitgangspunt is in de wet verankerd en staat ook wel bekend als de ‘waarheidsplicht’. Een arrest uit 2021 van de Hoge Raad laat zien hoe groot de gevolgen van een schending van de waarheidsplicht kunnen zijn.

De feiten

De zaak draaide -in het kort- om een conflict tussen twee eigenaren van een loods en hun verzekeringsadviseur over de verzekering van die loods. Op enig moment eist de verzekeraar (ASR) dat de eigenaren bepaalde preventiemaatregelen voor brandveiligheid nemen. Als de eigenaren dit niet doen, zet ASR de verzekering stop en krijgt de verzekeringsadviseur de opdracht om een nieuwe verzekering af te sluiten. De verzekeringsadviseur regelt daarop een verzekering bij Aegon, zonder de reden voor de opzegging door ASR te vermelden.

Kort na het afsluiten van de nieuwe verzekering ontmantelt de politie een wietplantage in de loods. Niet veel later brandt de loods bovendien af. Als Aegon weigert de schade te vergoeden, starten de eigenaren een procedure tegen hun adviseur en vorderen ze meer dan 400.000 euro wegens schending van zijn zorgplicht.

Schending waarheidsplicht in eerste aanleg werkt door in hoger beroep

Tijdens de procedure bij de rechtbank komt op enig moment aan het licht dat één van de eigenaren de wietplantage heeft opgezet. De betreffende eigenaar is daarvoor ook strafrechtelijk veroordeeld. In de civiele procedure bij de rechtbank hebben de eigenaren stellingen ingenomen die daar haaks op staan, om zo de kans op toewijzing van hun vordering tegen de adviseur te vergroten. De rechtbank wijst de vorderingen van de eigenaren af en koppelt dit expliciet aan hun schending van de waarheidsplicht.

In hoger beroep betogen de eigenaren onder meer dat ook een schending van de waarheidsplicht in hoger beroep hersteld kan worden. Het hof wijst dat argument van de hand. Het hof stelt voorop dat zij de schending van de waarheidsplicht ook als ernstig aanmerkt. Zij ziet dan ook geen aanleiding om daaraan een andere consequentie te verbinden dan de rechtbank heeft gedaan. Volgens het hof, gaat de herstelfunctie van hoger beroep bovendien niet zover dat een partij een ernstige schending van de waarheidsplicht in hoger beroep zou kunnen repareren. Dat zou er immers toe leiden dat partijen de rechtbank straffeloos zouden kunnen voorliegen.

Oordeel Hoge Raad

Bij de Hoge Raad proberen de eigenaren het nog eens en krijgen ze opnieuw nul op rekest. Volgens de Hoge Raad heeft het hof gedaan wat zij moest doen, namelijk beoordelen welke sanctie er moest staan op de schending van de waarheidsplicht door de eigenaren. Het hof kon daarbij tot de conclusie komen dat de sanctie van afwijzing hier passend was. De Hoge Raad verwerpt het cassatieberoep.

Eerlijkheid duurt het langst

Het arrest illustreert dat de waarheidsplicht geen tandeloze tijger is. Wie het in een procedure niet zo nauw neemt met de waarheid, loopt dus het risico dat hij daarmee zijn eigen glazen ingooit: niet alleen bij de rechtbank, maar tot de Hoge Raad aan toe.