Op 24 mei 2017 is het onderzoek “De kosten van ontslag met wederzijds goedvinden voor werkgevers” gepubliceerd. Dit onderzoek is gedaan in opdracht van het Ministerie van Economische Zaken. In dit onderzoek is gekeken of de kosten van ontslagregelingen zijn toegenomen of afgenomen sinds de invoering van de ‘nieuwe ontslagregels’ (WWZ). Er is een vergelijking gemaakt tussen de periode 2011-2012 en de periode 2015-2016. Kort gezegd is de conclusie dat vaker wordt gekozen voor ontslagregelingen en dat deze iets duurder zijn geworden omdat langere periodes van vrijstelling van werk onder doorbetaling van loon worden afgesproken.
In onze praktijk merkten wij al dat werkgevers sinds de invoering van de WWZ vaker kiezen voor een beëindiging met wederzijds goedvinden, een ontslagregeling, in plaats van het doorlopen van een ontslagprocedure bij de rechter. Door de strengere regels is de kans van slagen van een ontslagprocedure namelijk behoorlijk afgenomen. Wij constateerden ook dat ontslagregelingen er niet goedkoper op zijn geworden. Onze bevindingen worden bevestigd door de uitkomsten van dit onderzoek:
- Een beëindiging met wederzijds goedvinden is de meest gekozen ontslagroute (+ 9%);
- De totale ontslagkosten zijn gestegen (+ 2%);
- De hoogte van de ontslagvergoeding is gedaald (- 20%);
- Er zijn in totaal minder werknemers ontslagen (- 15%).
Ad. 1: Beëindiging met wederzijds goedvinden meest gekozen ontslagroute
De ontslagregeling was ook in 2015-2016 de meest gebruikte ontslagroute: in ruim 70% van de gevallen is de arbeidsovereenkomst in onderling overleg beëindigd. Dit is een stijging van ruim 9% ten opzichte van 2011-2012. In 2015-2016 verliep bijna 20% van de ontslagen via het UWV (bedrijfseconomisch ontslag of langdurige ziekte) en ongeveer 4% via de kantonrechter (persoonsgebonden ontslaggronden). Opvallend is dat het aantal ontslagen op staande voet is toegenomen van ongeveer 4% naar 9%. Uit het onderzoek lijkt te volgen dat werkgevers een werknemer nu eerder op staande voet ontslaan dan dat zij voor de ontslagroute bij de rechter kiezen.
Ad. 2: Totale ontslagkosten zijn gestegen
De ontslagkosten voor de werkgever bij een ontslagregeling zijn met 2% toegenomen. De kosten zijn gemiddeld bijna € 24.000 per werknemer. Het grootste deel van deze kosten bestaat – nog steeds – uit de ontslagvergoeding. De toename van de ontslagkosten zit hem echter niet in de ontslagvergoedingen, maar in de kosten voor vrijstelling van werk onder loondoorbetaling.
Ad. 3 Ontslagvergoeding is gedaald
Ondanks de toename van de totale ontslagkosten, lijkt de introductie van de transitievergoeding per 1 juli 2015 ervoor te hebben gezorgd dat de ontslagvergoeding bij een ontslagregeling is gedaald. In 2011-2012 was de ontslagvergoeding gemiddeld 5 maandsalarissen en in 2015-2016 was deze gemiddeld 4,3 maandsalarissen. De kosten die een werkgever betaalt als een werknemer wordt vrijgesteld van werk (wel loon, maar niet werken) zijn, zoals gezegd, wel toegenomen.
Het lijkt er op dat werkgevers niet bereid zijn (veel) meer dan de transitievergoeding te betalen, maar dat wel vaak een langere periode van vrijstelling van werk wordt afgesproken. Het betalen van de transitievergoeding is overigens niet verplicht bij een beëindigingsovereenkomst, maar is wel vaak het uitgangspunt. De vrijstelling van werk wordt dus vaker ingezet als stimulans voor de werknemer om akkoord te gaan met een ontslagregeling.
Ad. 4: Minder werknemers ontslagen
Naar schatting zijn er binnen de private sector in 2015-2016 in totaal 225.000 werknemers ontslagen. Dat zijn er ongeveer 35.000 minder dan in 2011-2012.
Bron: website Tweede Kamer