De laatste jaren zijn online platforms als Uber, Werkspot en Deliveroo aan een flinke opmars bezig. Dat biedt niet alleen veel mogelijkheden, maar brengt ook veel juridische vraagstukken met zich mee. In dit nieuwsbericht gaat Ovidius in op recente ontwikkelingen op dit gebied, waaronder de kwalificatie van platformarbeiders en de initiatiefnota ‘Herovering van de platformeconomie’.
Kwalificatie van platformarbeiders
De sterke groei van online platforms is mede te danken aan de manier waarop de arbeidsrelatie tussen verschillende partijen is ingericht. In veel gevallen is er sprake van een driehoeksrelatie tussen platform, werkkracht en klant: het platform levert, via de werkkracht, een dienst aan de klant. De positie van de werkkracht, de platformarbeider, ten opzichte van het platform waarvoor hij werk verricht, is hier vaak onduidelijk. Is het een arbeidsovereenkomst, of is hier sprake van een opdrachtovereenkomst?
Hoe moeilijk de kwalificering is, blijkt onder meer uit de twee procedures die hierover zijn gevoerd tussen Deliveroo, een online maaltijdbezorgplatform, en twee maaltijdbezorgers. In deze twee zaken stond de vraag centraal hoe de arbeidsverhouding tussen Deliveroo en maaltijdbezorgers gekwalificeerd moest worden. Waar de rechtbank in de eerste zaak oordeelde dat er sprake was van een zzp-overeenkomst, stelde de rechter in de tweede Deliveroo-zaak dat de rechtsverhouding tussen partijen als arbeidsovereenkomst moest worden aangemerkt. Dit terwijl het in beide gevallen om hetzelfde platform ging en dezelfde verhouding (tussen platform en maaltijdbezorger) ter discussie stond. Het verschil zit hem in een verschillende weging door de rechter van de verschillende aanwijzingen die duiden op een zzp-contract of juist een arbeidsovereenkomst.
Onzekerheid bij platforms én platformarbeiders
Het gebrek aan een eenduidige kwalificatie van platformarbeid leidt dus tot onzekerheid bij de betrokken partijen. Als een rechtsverhouding tussen het platform en de platformarbeider wordt aangemerkt als arbeidsovereenkomst, geniet de platformarbeider de (uitgebreide) bescherming van het arbeidsrecht. Dat kan bijvoorbeeld betekenen dat de platformarbeider bij het platform kan aankoppen voor bepaalde arbeidsvoorwaarden uit een toepasselijke cao, of dat het platform de platformarbeider verplicht moet aanmelden bij een pensioenfonds. Maar als de rechtsverhouding zou worden gekwalificeerd als opdrachtovereenkomst, heeft de platformarbeider deze bescherming niet. Kortom: het antwoord op de kwalificatievraag heeft zowel voor platformarbeiders als voor de platforms (grote) gevolgen.
Het is dan ook voor zowel platforms als platformarbeiders van belang dat er duidelijkheid komt. Nu de rechterlijke macht op grond van de huidige wetgeving niet tot een eenduidige kwalificatie van platformarbeid lijkt te kunnen komen, ligt hier een taak voor de wetgever. Een eerste aanzet hiervoor is gegeven in de initiatiefnota ‘Herovering van de platformeconomie’ van Tweede Kamerlid Gijs van Dijk van de PvdA van 26 juni 2019.
Herovering van de platformeconomie
In de initiatiefnota voor een regulering van de platformeconomie zijn enkele centrale punten naar voren gebracht die zo’n herovering met zich mee moeten brengen:
- Omkering van de bewijslast. Een platformarbeider is in beginsel een werknemer, tenzij het platform het tegendeel kan bewijzen.
- Gegarandeerde rechten. Platformarbeiders krijgen de rechten van werknemers als zij aan bepaalde criteria voldoen.
- Minimumbescherming als zelfstandige. Als platformarbeiders toch als zelfstandigen worden gekwalificeerd, genieten zij mogelijk minimumbescherming op grond van (nieuwe) wetgeving.
Deze centrale punten zouden ervoor moeten zorgen dat de platformarbeider beter wordt beschermd, en dat het makkelijker is of wordt om de status van de platformarbeider te bepalen.
Of de initiatiefnota wordt overgenomen, is nog maar de vraag. Maar dát deze maatschappelijke ontwikkelingen vragen om nieuwe regels, lijkt wel duidelijk. Misschien zou gekeken kunnen worden naar een tussenvorm tussen de werknemer en de zzp’er zoals in het Verenigd Koninkrijk bestaat. Ovidius houdt de ontwikkelingen in ieder geval in de gaten.