Concurrentiebeding aan banden gelegd?

Het concurrentiebeding is sinds jaar en dag aan discussie onderhevig. Tot nu toe sneuvelden meerdere wetsvoorstellen tot aanpassing van de regels voor het concurrentiebeding. Dit heeft Den Haag er kennelijk niet van weerhouden om nu weer te praten over wijzigingen: op 2 juni 2023 presenteerde demissionair Minister Van Gennip van SZW een Kamerbrief aan de Voorzitter van de Tweede Kamer waarin zij de wens uitte om het hanteren van een concurrentiebeding (inclusief een relatiebeding) aan banden leggen.

Botsing rechten 

Het concurrentiebeding is, kort gezegd, bedoeld om de zakelijke belangen van de werkgever te waarborgen. Dit gebeurt dan door de werknemer te verbieden om na einde dienstverband concurrerende activiteiten te ontplooien (en daarbij gebruik te kunnen maken van concurrentiegevoelige informatie) en/of zakelijke relaties van de werkgever te benaderen. De wet biedt de mogelijkheid om dit af te spreken. Deze mogelijkheid staat haaks op het grondrecht van vrije arbeidskeuze. Het concurrentiebeding kan de werknemer immers in belangrijke mate beletten dit recht te benutten. Bovendien beperkt het concurrentiebeding de vrije marktwerking. Vanwege dit grondrecht en de vrije marktwerking staat de mogelijkheid om een concurrentiebeding aan te gaan met een werknemer al langere tijd ter discussie.

Praktijk

Op dit moment valt ruim één derde van de werknemers onder een concurrentiebeding. In de praktijk houden werkgevers hun werknemers vaak aan een concurrentiebeding, met als gevolg dat werknemers vaak zelf naar de rechter moeten stappen om het concurrentiebeding van de baan te krijgen om zo het risico op het verbeuren van (hoge) boetes te voorkomen.

Dit terwijl het uitgangspunt sinds 2015 is dat het concurrentiebeding niet meer mag worden opgenomen in arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd tenzij er sprake is van zwaarwegende bedrijfsbelangen (en deze belangen specifiek zijn opgenomen in het beding zelf). Op dit moment geldt er alleen voor arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd geen limitering anders dan dat de werknemer meerderjarig moet zijn. Ondanks de limitering voor de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd wordt er in de praktijk dus nog veelvuldig gebruik gemaakt van het concurrentiebeding.

Kamerbrief

In de Kamerbrief van demissionair Minister Van Gennip staat een aantal interessante overwegingen om de regeling met betrekking tot het concurrentiebeding te wijzigen. Samengevat komen de wijzigingen op het volgende neer:

  • Het concurrentiebeding krijgt een wettelijke begrenzing in duur;
  • Bij het opnemen van het concurrentiebeding moet het geografische bereik gespecificeerd en gemotiveerd worden opgenomen;
  • Bij het opnemen van het concurrentiebeding zullen werkgevers ook bij arbeidsovereenkomsten voor onbepaalde tijd het zwaarwichtige bedrijfsbelang moeten motiveren;
  • bij het inroepen van het beding zal een werkgever in beginsel een vergoeding moeten betalen, vastgesteld op een bij wettelijk voorschrift bepaald percentage van het laatstverdiende salaris van de werknemer.

Eerder waren er nog plannen om het concurrentiebeding te laten vervallen bij een proeftijdontslag en als de werknemer niet zelf ontslag neemt. Dit is nu niet opgenomen in de Kamerbrief. Dat lijkt ook logisch omdat ook in geval van een proeftijdontslag sprake kan zijn van zwaarwegende bedrijfsbelangen van de werkgever en in geval van ontslag door de werkgever een discussie kan ontstaan over de reden van het ontslag (bijvoorbeeld wanneer de werknemer hiertoe reden heeft gegeven, zoals bij verwijtbaar handelen).

Worden de plannen werkelijkheid?

Het was de intentie dat het wetsvoorstel eind dit jaar het licht zou gaan zien, maar of dit gehaald gaat worden is zeer de vraag gelet op de recente val van het kabinet. We houden jullie uiteraard op de hoogte over een eventueel verder verloop.