Nieuwe wetgeving omtrent schijnzelfstandigheid: wat staat ons te wachten?

Het wetsvoorstel Verduidelijking beoordeling arbeidsrelaties en rechtsvermoeden (VBAR) wordt steeds concreter. Na de internetconsultatie heeft de Raad van State op 11 november 2024 kritisch advies uitgebracht. Toch is de beoogde ingangsdatum nog steeds 1 januari 2026.

Nieuwe kwalificatiemethode
Het kabinet wil meer duidelijkheid scheppen over de kwalificatie van arbeidsrelaties. De VBAR introduceert een meer ‘wiskundige’ methode, waarbij werkenden worden ingedeeld als werknemer (W) of zelfstandige (Z) op basis van specifieke kenmerken. Wanneer de kenmerken in balans zijn, worden aanvullende factoren (OP) meegewogen.

Rechtsvermoeden op basis van uurtarief
In het wetsvoorstel is onder andere opgenomen dat wanneer het uurtarief minder is dan €33 dat werkenden op basis van de VBAR een beroep kunnen doen op het rechtsvermoeden van werknemerschap. De bewijslast ligt dan bij de opdrachtgever om aan te tonen dat er géén sprake is van een arbeidsovereenkomst.

Kritiek van de Raad van State
Volgens het advies de Raad van State van 11 november 2024 biedt de VBAR – kort gezegd – beperkte meerwaarde en leidt het vooral tot een codificatie van bestaande jurisprudentie. Daarnaast waarschuwt de Raad voor mogelijke ingrijpende gevolgen voor werkgevers en pensioenfondsen als meer zzp-constructies worden aangemerkt als arbeidsovereenkomst.

Wat betekent dit voor de praktijk?
Minister Van Hijum (Sociale Zaken en Werkgelegenhied) heeft aangeven extra tijd te nemen om ‘nog eens goed’ naar het wetsvoorstel te kijken. Hij wil daarbij zowel het kritische advies van de Raad van State als verwachte antwoorden van de Hoge Raad in de Uber/FNV-zaak meenemen. De minister van SZW zal moeten besluiten of aanpassingen nodig zijn, waarna het voorstel nog door de Tweede en Eerste Kamer moet worden goedgekeurd. De vraag is dus of 1 januari 2026 haalbaar is.

Hieronder is een visual opgenomen, die de stappen op basis van het wetsvoorstel inzichtelijk maakt: