Weigering mondkapje op het werk leidt tot ontslag

Een werknemer die herhaaldelijk weigerde om gehoor te geven aan de instructie om tijdens het werk een mondkapje te dragen, en hierdoor zijn werk niet kon uitvoeren, mag ontslagen worden. Ook heeft hij geen recht op de transitievergoeding. Dat heeft de kantonrechter Haarlem geoordeeld in een recente uitspraak.

De werkgever, een bedrijf dat zich op Schiphol bezighoudt met de reiniging van vliegtuigen, mocht volgens de rechter besluiten om aan haar personeel de verplichting op te leggen om tijdens het werk een mondkapje te dragen. Die bevoegdheid vloeit voort uit de wet (artikel 7:660 BW) en de instructie was niet onredelijk. Daarbij vond de rechter van belang dat de instructie in lijn was met de richtlijnen van Schiphol en het RIVM en dat sprake was van een werkomgeving waarin meer dan gemiddeld strikte regels en protocollen gelden waaraan iedereen die daar werkt zich moet houden.

In deze zaak stond vast dat de werknemer viermaal had geweigerd om tijdens het werk een mondkapje te dragen, ondanks diverse gesprekken waarin hij was gewezen op het belang van het dragen van een mondkapje. Ook is hij gewaarschuwd dat een weigering gevolgen kan hebben voor zijn dienstverband. Na de laatste weigering is de werknemer op non-actief gesteld en is het loon stopgezet. Deze hardnekkig weigering om aan de instructie te voldoen om een mondkapje te dragen, is volgens de kantonrechter een redelijke grond voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst.

“Een werknemer kan zijn recht op een transitievergoeding alleen kwijtraken in uitzonderlijke gevallen, waarin evident is dat het tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst leidende handelen of nalaten van de werknemer niet slechts als verwijtbaar, maar als ernstig verwijtbaar moet worden aangemerkt. De wetgever heeft de lat daarbij hoog gelegd. Het weigeren een mondkapje te dragen kan, zoals in deze zaak, een redelijke grond zijn voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst maar haalt ‘an sich’ die lat niet. Hier heeft echter meer gespeeld.”

Volgens de rechter kon in deze zaak ook de hoge drempel van ‘ernstig verwijtbaar handelen’ worden gehaald. De werknemer was zich namelijk bewust van het belang van het dragen van mond- en neusbescherming (hij gebruikte een sjaal of doek om zijn mond en neus te bedekken), hij belemmerde met zijn houding de werkzaamheden van zijn collega’s, en hij wilde niet met zijn werkgever in gesprek over een andere functie. Onder deze omstandigheden hoeft de werkgever volgens de rechter geen transitievergoeding aan de werknemer te betalen en kan de arbeidsovereenkomst met onmiddellijke ingang ontbonden worden.