Wetsvoorstel Netherlands Commercial Court naar Tweede Kamer

De oprichting van de Netherlands Commercial Court (“NCC”), neemt steeds vastere vormen aan. In 2016 werd definitief besloten tot de oprichting, met de aantekening dat een aantal randvoorwaarden eerst wettelijk zou moeten worden vastgelegd. Zoals aangegeven in ons eerdere nieuwsbericht, gaat het daarbij onder meer om de mogelijkheid om in het Engels te procederen. Het wetsvoorstel dat die randvoorwaarden moet scheppen, is op 18 juli 2017 bij de Tweede Kamer ingediend. Ovidius licht hieronder een aantal punten uit.

Bevoegdheid NCC/NCCA

Het wetsvoorstel bevat geen bevoegdheidsregeling: de vraag of de rechtbank of het gerechtshof te Amsterdam bevoegd zijn, wordt beantwoord naar het huidige recht. Pas als die voorvraag bevestigend is beantwoord, en vaststaat dat het een internationaal geschil betreft, kunnen partijen, mits ze dat uitdrukkelijk zijn overeengekomen, terecht bij de internationale handelskamer van respectievelijk de rechtbank (NCC) of het gerechtshof (Netherlands Commercial Court of Appeal, “NCCA”). Het wetsvoorstel voorziet in dat kader ook in de bevoegdheid van de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam, waardoor het mogelijk wordt om ook bepaalde voorbereidende procedures (zoals een voorlopig getuigenverhoor) in het Engels te voeren.

De NCC en de NCCA zijn niet bevoegd in kantonzaken of in andere zaken die behoren tot de exclusieve bevoegdheid van andere kamers/gerechten; denk daarbij aan de Ondernemingskamer (Amsterdam), de Octrooikamer (Den Haag) of de Maritieme kamer (Rotterdam).

Voertaal

Bij de NCC en NCCA kan, bij wijze van uitzondering op de hoofdregel, in het Engels worden geprocedeerd. Partijen moeten daar uitdrukkelijk voor kiezen; en die keuze moet bovendien bewezen kunnen worden door een geschrift. Uit de memorie van toelichting volgt dat een keuze om in het Engels te procederen bij de NCC en/of de NCCA, welke is opgenomen in de algemene voorwaarden van een van de partijen en door de ander stilzwijgend is aanvaard, in dit kader onvoldoende is. Daarmee wordt bewust afgeweken van de algemene regels voor de geldigheid van een forumkeuzebeding, zoals onder meer neergelegd in de Brussel I bis-verordening en het Haags Forumkeuzeverdrag.

Griffiekosten

De griffiekosten voor de NCC en de NCCA liggen (veel) hoger dan bij de reguliere rechtbank / het reguliere gerechtshof; respectievelijk vijftienduizend euro (EUR 15.000,=) en twintigduizend euro (EUR 20.000,=). Anders dan bij de reguliere griffiekosten wordt geen onderscheid gemaakt tussen natuurlijke personen en rechtspersonen. Het idee achter de hoge griffiegelden is dat dat de procedures bij de NCC en de NCCA hier volledig uit kunnen worden bekostigd; en dat de procedures daarmee niet drukken op de algemene begroting van de rechtspraak.

Verweer tegen procedure bij NCC/NCCA

Het is mogelijk dat partijen -naar hun mening- ten onrechte worden betrokken in een procedure bij de NCC/NCCA, met alle kosten van dien. Om deze partijen tegemoet te komen, voorziet het wetsvoorstel expliciet in bepalingen die dergelijke partijen beschermen. Zo mogen partijen zich op de onbevoegdheid van de NCC/NCCA beroepen zonder dat daarbij tegelijkertijd inhoudelijk op de zaak moet worden ingegaan. Dit verweer mag bovendien in het Nederlands worden gevoerd, waarna de NCC/NCCA in het Nederlands uitspraak zal doen. Tot slot wordt ook een uitzondering gemaakt op het griffiegeld: een partij die zich enkel tegen de bevoegdheid van de NCC/NCCA wil verweren, is aanvankelijk slechts het reguliere (lagere) griffiegeld verschuldigd.

Hoe nu verder?

Het wetsvoorstel ligt nu bij de Tweede Kamer. Nadat het wetsvoorstel is aangenomen door het parlement, zal ook een procesreglement bekend worden gemaakt met daarin, onder meer, een begrippenlijst ten behoeve van de eenvormigheid van het gehanteerde jargon. Ovidius houdt u op de hoogte van de verdere ontwikkelingen.